Veel woonbegeleiders vinden ouders maar “lastige” mensen en hebben de neiging hen zoveel mogelijk buiten de begeleiding te houden. Kind woont nu immers zelfstandig en moet zo veel mogelijk zelfstandig worden. “Wij hebben met het kind te maken, niet met de ouders.” En hoe kritischer ouders zijn, hoe meer de begeleider het contact vermijdt. Deze formulering is misschien wat gechargeerd, maar toch ben ik dit veel tegen gekomen in mijn trainingen aan woonbegeleiders (en hun persoonlijk begeleiders).
De afgelopen jaren heb ik als trainer en coach veel woonbegeleiders en een aantal ouderinitiatieven mogen begeleiden. Ik heb bij de ouderinitiatieven zowel begeleiders, leidinggevenden, besturen en de ouders gesproken/getraind/gecoacht. De kern bij al deze ouderinitiatieven was dat er SAMENGEWERKT moest gaan worden tussen begeleiders, ouders en bewoners.
Waarom is samenwerken in de praktijk zo lastig?
Waarom is samenwerken in de praktijk zo lastig? Eigenlijk heel logisch toch? Ouders voeden een kind op dat meer zorg nodig heeft. Ze besteden deze zorg uit aan een zorgaanbieder, maar blijven wel ouder. Begeleiders nemen een groot deel van de zorg over, willen ouders ontlasten, bouwen zelf een relatie op met het kind. En dan moet er samengewerkt worden. Maar hoe logisch het ook klinkt, vaak loopt de samenwerking helemaal niet zo soepel als dat je zou willen. Soms trekken ouders zich terug. Of kinderen willen niet dat er samengewerkt gaat worden. In heel veel gevallen is samenwerken ook voor de begeleiders niet de gewoonste zaak van de wereld. Begeleiders bouwen vaak een relatie op met de bewoner en niet met de ouders. En dat brengt grote valkuilen met zich mee. Want zolang de ouders gerust zijn over wat de begeleiders doen, gaat het wel goed. Maar veel vaker kiezen begeleiders een aanpak waar ouders hun zorgen over hebben, waar ze kritisch over zijn en waartegen ze in opstand komen. Óf door kritiek te uiten naar de begeleiders, óf – en dat gebeurt veel vaker – door zelf weer in actie te komen.
Voorbeeld: Kees
Een voorbeeld: Kees heeft een diagnose in het autistisch spectrum en heeft veel behoefte aan structuur. Ouders hebben die structuur jarenlang geboden. Nu woont Kees begeleid zelfstandig. De zorg komt bij de woonbegeleiders te liggen. Deze vinden ook dat Kees structuur nodig heeft, maar hebben niet de behoefte er “zo bovenop te zitten”. “Eerst maar eens kijken wat Kees zelf belangrijk vindt en kan”. Als ouders een keer op visite komen is de kamer van Kees een puinhoop en staat de afwas er nog. Vader en moeder slaan aan de schoonmaak en zorgen dat de boel er weer netjes uitziet. Later uiten ze hun kritiek bij de begeleiding. De begeleiding is het niet eens met wat ouders gedaan hebben, maar de stelligheid van de ouders schrikt hen ook af. In plaats van in gesprek te gaan met de ouders over hun zorg, maar ook de eigen overwegingen en positie, trekken ze zich terug. Ze zien wel wat er niet werkt, maar gaan niet het gesprek aan. In het slechtste geval proberen ze dit soort incidenten te voorkomen en gaan ze Kees achter de broek zitten om zijn kamer netjes te houden.
Wat gebeurt hier?
- Er is een oud ouder-kind patroon. Ouders die geconfronteerd worden met een kind met een beperking schieten vaak in een sterke zorgrol. Vaak een automatisme vanuit liefde en zorg. En meestal ook niet voor niets. Maar daardoor krijgt het kind minder ruimte om autonoom en zelfstandig te worden. Het gevolg is dat het kind zich redt als ouders er bovenop zitten, maar het niet verantwoordelijk wordt voor zijn eigen leven.
- Als het kind uit huis gaat komt het in een soort puberteit. De oude kaders vallen weg, er komt ruimte en het kind wordt zelf meer verantwoordelijk en gaat de grenzen opzoeken.
- Begeleiders zijn gericht op het ontwikkelen van de autonomie van bewoners en hebben vaak een iets andere visie dan de ouders. Ook hebben ze nog niet de geschiedenis van interactiepatronen met elkaar en hebben dus een frisse blik. Dat is naast een nadeel ook een voordeel. Hierdoor krijgt Kees namelijk meer ruimte van hen om iets nieuws te leren. Het nadeel is dat ze niet de ervaring hebben met het kind, iets wat de ouders wel hebben. Soms maken begeleiders dezelfde “fouten” die ouders ooit gemaakt hebben, om pas later te ontdekken dat deze aanpak bij dit kind niet werkt.
- De nieuwe situatie betekent nog niet dat ouders hun rol durven los te laten.
- Daarnaast is het voor ouders best spannend de zorg voor je kind over te dragen aan professionals. Wanneer je de zorg voor een geliefde niet zelf meer kunt uitvoeren kunnen er zomaar twee tegenstrijdige gevoelens ontstaan. Enerzijds wil je als ouder dat de zorg helpt, maar anderzijds is kan het ook heel pijnlijk zijn dat je het zelf niet meer kunt. Sommige ouders vinden het dan ook lastig te merken dat een kind opbloeit. Als begeleiders ondertussen worstelen met het vinden van de juiste aanpak geeft het de ouder in ieder geval het gevoel niet gek te zijn. Sommige ouders zullen zelfs vanuit dit logische gevoel de neiging hebben om de incompetentie van begeleiders te gaan bewijzen.
- Begeleiders die deze dynamiek tegenkomen trappen vaak in één van de volgende twee valkuilen:
- Ze passen zich aan de visie en aanpak van de ouders aan en raken hun eigen professionele visie en positie kwijt.
- Ze houden vast aan hun eigen visie en houden de “lastige” ouder buiten de deur.
- Beide valkuilen zijn een recept voor problemen. Het oude patroon herhaalt zich, maar nu wordt de begeleider de “ouder”. Of het kind komt in een loyaliteitsconflict, vaak met gevolg dat ouders voor de begeleiders alleen maar “lastiger” worden. Het is belangrijk te realiseren dat “lastige” ouders in feite bezorgde ouders zijn!
Het is niet te voorkomen: wanneer een kind begeleid gaat wonen, ontstaat er een driehoek tussen het kind, de ouders en de begeleiders. En in deze driehoek hebben alle partijen een plaats. In die driehoek moet er samengewerkt worden. Doe je dat niet, dan werkt het alleen als ouders het met begeleiders eens zijn. Als dat niet zo is ontstaan er problemen. Problemen die in de samenwerking opgelost moeten worden. En juist daar valt volgens mij nog veel winst te behalen.
Herken je deze moeilijkheden in het samenwerken in de driehoek? In een volgende blog help ik je op weg om die driehoek beter te benutten!
Wij hebben trouwens een 3-daagse training speciaal voor teams om de dynamieken in de driehoek te leren gebruiken.
Meer informatie? Stuur een mailtje naar secretariaat@kempler-instituut.nl