Deze week start ik met het geven van een supervisie aan een collega. In ons gesprek vertelt ze dat ze ontdekt heeft dat ze vaak aan het pleasen is en dat ze, nu ze er meer bij stilstond, het steeds vaker gaat ontdekken.
Afgelopen weekend gaf ik les aan de derdejaars studenten van de EPH/GGT. Het onderwerp: De theorie van het Zelf. Voor de kenners van de gestalttheorie, binnen de gestalttheorie is er een theorie ontwikkeld over het Zelf. Een lastige theorie om te doorgronden, vonden wij, en vinden ook veel van de gestaltschrijvers als ze elkaars werk lezen.
Dat Zelf bestaat uit drie delen:
- Het id-functioneren, ook wel de aap genoemd, of zoals wij in ons boekje Zelf en Samen beschrijven het kind.
- Het ego-functioneren, ook wel de leider genoemd, of de gezonde volwassene zoals wij het in Zelf en Samen noemen.
- Het persoonlijkheids-functioneren, ook wel de persoon genoemd, of zoals wij het in Zelf en Samen noemen de verstandige ouder.
De theorie hierover is ingewikkeld, en mijn basisvraag bij dergelijke literatuur is altijd “wat kan ik ermee?”
Dit weekend heb ik dat teruggebracht naar het volgende.
Dit weekend heb ik dat teruggebracht naar het volgende. Ieder mens is geboren met impulsen, sensaties, neigingen. En als baby, kind, zijn we nog vrij in het uiten hiervan. Deze neigingen en impulsen (vanaf nu noem ik dat onze aap) verdwijnen niet maar worden wel gekaderd. In de loop van de jaren leren we wat wel en niet gewaardeerd wordt. We ontwikkelen een “ouder” in onszelf (vanaf nu noem ik dat de persoon). Deze ouder vertelt ons wat wel en niet welkom is. Dat is aan de ene kant heel nodig, maar aan de andere kant soms ook onderdrukkend. Vele van ons onderdrukken namelijk onze aap. Cliënten die bij ons komen ervaren vaak een conflict tussen hun aap en persoon. Vaak wint de persoon. Om met dit conflict om te gaan hebben we een leider nodig. Die zowel de neigingen van de aap, als de gedachten van de persoon serieus neemt.
Terug naar mijn supervisie.
Terug naar mijn supervisie. Mijn supervisant komt tot de ontdekking dat ze altijd aardig wil zijn. Ze heeft geleerd dat onaardig zijn onveilig is (haar persoon), waardoor ze haar aap die van alles vindt, onderdrukt. Als ik haar stilzet bij haar aap komt er een, in haar ogen, onaardige kant naar boven. Een geïrriteerde en bozige kant. Meteen begint ze het te vergoelijken (haar persoon). Op dit moment ben ik de leider die beide kanten serieus neemt. Met dat zij dat overneemt kan ze zien dat haar aap iets zinvols te brengen heeft, maar dat ze rekening houdend met de persoon beide kanten kan zien. In plaats van geïrriteerd en boos te doen kan ze persoonlijk uitspreken wat haar raakt. In plaats van alleen maar verstandig bij de ander te zijn kan ze zeggen wat er met haar gebeurt.
Terug naar de opleidingsgroep.
Terug naar de opleidingsgroep. Al pratend komen we tot de ontdekking dat je in het werken met cliënten bij de één op zoek moet gaan naar de aap, terwijl bij de ander de aap wel wat begrenzing nodig heeft. Bij de één moet je onderzoeken wat er allemaal voor boodschappen in de persoon zitten en bij de ander mag je juist werken aan het integreren van een aantal kenmerken in de persoon (je kunt je aap niet de vrije loop laten). En bij anderen begin je met het aanspreken van de leider.
Om hen een beetje op weg te helpen geef ik de opdracht “teken je aap (of persoon)”. Out of the box maar eens je eigen aap of persoon tekenen. Het mooie is dat daardoor de abstracte begrippen opeens een eigen kleur krijgen. Daarna bespreken we in groepjes wat we getekend hebben.
Hoe zou jij jouw aap tekenen?