Elke keer dat we een opleidingsweekend bij het Kempler Instituut organiseren, lijkt er vanzelf een thema naar voren te komen. Dit weekend van onze derdejaars studenten, hoewel de focus lag op teamcoaching, was het onderwerp dat steeds terugkeerde in de live-supervisies en inbrengen: boosheid. Wat zo interessant is aan zo’n thema, is dat iedereen het herkent, boosheid is een universele ervaring. Maar hoe we ermee omgaan, hoe het naar boven komt en wat we ermee doen, kan enorm verschillen. Dit maakt hulpverlening en therapie zo veelzijdig; er is geen “one-size-fits-all” aanpak.
Hier zijn drie variaties op boosheid die naar voren kwamen dit weekend.
1. Boosheid die verdwijnt
Een van de studenten bracht in dat ze zich vaak boos voelde, maar het niet kon voelen in het moment dat het er echt toe deed, vooral niet in contact met de mensen om wie het ging. Haar boosheid verdween “als sneeuw voor de zon” wanneer ze in interactie was met anderen. Deze situatie deed me denken aan onze theorie van de niet-toegestane delen. Voor haar was boosheid in haar jeugd niet toegestaan, en nu voelt het gevaarlijk om die emotie toe te laten. Haar systeem heeft geleerd om boosheid te onderdrukken.
De therapeut probeerde de boosheid op te roepen, maar zonder veel succes. In plaats daarvan werd de student fysiek misselijk. Dit is een typisch voorbeeld van hoe het lichaam reageert wanneer een emotie niet is toegestaan. In plaats van de boosheid te forceren, is het vaak belangrijker om te accepteren dat deze emotie op dat moment simpelweg nog niet beschikbaar is. Het is geen bewuste vermijding; haar systeem heeft de controle overgenomen.
2. De herontdekking van boosheid
In de tweede live-supervisie ging het, verrassend genoeg, ook weer over boosheid. Deze student had een soortgelijk verhaal: ook haar boosheid was een “niet-toegestaan deel”. Ze was vroeger gepest, en wanneer ze thuis haar boosheid uitte, kreeg ze te horen dat boosheid anderen pijn deed. Hierdoor had ze geleerd haar boosheid te onderdrukken.
Bij deze sessie gingen we niet direct naar acceptatie zoals in het eerste voorbeeld, maar konden we contact maken met het 12-jarige kind in haar, het kind dat gepest werd. Toen we haar vroegen hoe het voor dat kind voelde, kwam de boosheid plotseling boven. Voor het eerst kon ze haar boze kind erkennen, en dat was een diep emotioneel moment.
3. Boosheid voelen, maar niet uiten in contact
In de derde situatie kwam boosheid opnieuw naar voren als een niet-toegestaan deel. Deze keer kon de man zijn boosheid wél voelen, en hij was oprecht boos. Toch gebeurde er iets soortgelijks als in de eerste sessie: in contact met de persoon op wie hij boos was, verdween zijn boosheid. Dit is wat er vaak gebeurt met niet-toegestane delen. Je kunt de boosheid wel voelen, maar nog niet in contact brengen met de ander.
Deze situatie deed me als trainer denken aan de valkuil van te snel je boosheid in contact willen brengen. Als de boosheid nog niet volledig is toegestaan, kan het in contact brengen juist een faalervaring creëren. Daarom is het soms beter om de boosheid eerst voor jezelf te ervaren en te onderzoeken, zonder het direct in de relatie te uiten. Hiermee maak je wat de cliënt doorgaans als vermijden ziet, juist toegestaan. Dit is de paradox: door iemand te stimuleren om zijn boosheid te uiten voordat deze volledig gevoeld en geaccepteerd is, creëer je bijna altijd een situatie waarin het niet lukt, omdat het simpelweg nog niet is toegestaan.
Ik kreeg tijdens deze sessie de metafoor: “Je kunt pas grillen als de kolen goed heet zijn.” De boosheid moet eerst volledig gevoeld worden voordat het in contact gebracht kan worden.
Reflectie: Het werken met boosheid in therapie
Wat deze drie sessies ons laten zien, is dat boosheid op verschillende manieren kan verschijnen (of juist verdwijnen) in therapie. Of het nu een niet-toegestaan deel is dat we nog niet kunnen voelen, een kinderlijke woede die eindelijk erkend kan worden, of een emotie die wel gevoeld wordt maar nog niet in contact gebracht kan worden, boosheid is een complexe emotie die veel te bieden heeft.
Het mooie van deze sessies was dat er veel herkenning in de groep zat. Dit is wat onze manier van opleiden zo krachtig maakt: door te werken met wat er op dat moment in de groep leeft, leren we niet alleen over de thema’s die individueel spelen, maar ook over universele patronen die ons allemaal raken.
Ben je benieuwd hoe je als hulpverlener om kunt gaan met dit soort complexe emoties, zowel bij jezelf als bij je cliënten? Overweeg dan eens een training of opleiding bij het Kempler Instituut.