Systeemgericht werken

Je bekijkt nu Systeemgericht werken

Systeemgericht werken is net improvisatietheater

Systeemgericht werken is een belangrijke trend binnen de GGZ, het maatschappelijk werk en de jeugdzorg. Verder kijken dan het individu en naastbetrokkenen betrekken bij de hulp. Wij van het Kempler Instituut Nederland worden daar enthousiast van omdat wij geloven in een systeemgerichte aanpak. Problemen heb je namelijk nooit alleen. Te vaak nog worden etiketten op kinderen en volwassen geplakt terwijl er aan de dynamiek van het systeem voorbijgegaan wordt. De praktijk laat vaak zien dat wanneer je breder kijkt dan het individu de problemen ook anders worden, er meer mogelijke oplossingen ontstaan. Onderstaand verhaal laat dat zien.

“Ik maak me zorgen om mijn dochter. Ze is 12, we hebben voortdurend ruzie, ze is niet gelukkig, dat zie je zo maar ze wil daar ook niet over praten. Oh ja, en wil je ook eens op de tic letten die ze heeft? Ze trekt regelmatig heel raar met haar gezicht!”

An heeft ons gevraagd een gesprek met haar en haar dochter Sterre te voeren. Op zich is dat al best bijzonder. Want vaak maak ik mee dat ouders willen dat ik alleen naar het kind kijk. Ze willen er dan wel bij zijn, maar de aandacht van mij als deskundige moet naar het kind. Maar An is een student in een van onze opleidingsgroepen en weet dat de aandacht nooit alleen naar het kind moet gaan. An weet dat ook zij een aandeel heeft en wil geholpen worden in haar gesprek met Sterre.

Zoals we dat gewend zijn in onze opleidingsgroepen voert een van de studenten het gesprek met An en Sterre. Ik kijk vanuit mijn rol als trainer toe en superviseer.

An begint het gesprek door tegen Sterre te zeggen dat ze graag meer contact wil. Dat ze het samenzijn en het gesprek mist en dat ze ziet dat Sterre niet gelukkig is. Ze wil daar graag over praten. Opvallend is dat Sterre het contact met An vermijdt. Ze kijkt heel af en toe naar haar moeder, maar lijkt het vooral een ongemakkelijke exercitie te vinden. Wanneer An begint te huilen pakt Sterre de tissues en biedt die aan moeder aan. En inderdaad trekt ze op een interessante manier met haar gezicht.

Het voeren van een systeemgesprek: de Netflix-houding

Tijdens de eerste minuten van een systeemgesprek probeer ik achterover te leunen, de sfeer te proeven, en let ik vooral op ‘hoe’ ze met elkaar praten. Ik vind het minder interessant wat ze precies zeggen, ik ben vooral benieuwd naar wat er wel en niet werkt. Ik noem dit de Netflix-houding. Achterover hangen en op me in laten werken wat ik meemaak.

Het eerste dat me opvalt is de enorme zwaarte waarmee moeder dit thema aansnijdt. De tranen lopen over haar wangen, en de sfeer is zwaarmoedig. Ik merk bij mezelf de gedachte op dat ik me wel iets kan voorstellen bij het feit dat Sterre het contact vermijdt. “Ze verdunt de heftigheid en zwaarte” is mijn gedachte. De hulpverlener die ik mag superviseren merkt dit ook op. Ze merkt dit patroon niet werkt maar in plaats van bespreekbaar te maken wat ze ziet gaat zij proberen Sterre aan de praat te krijgen. Een patroon dat ik vaak zie. Een hulpverlener die de taak van de ouder overneemt en zo de ‘betere ouder’ wordt.

Wat me verder opvalt is de stoere trui met doodshoofden die Sterre draagt. En het verschil tussen de twee: moeder kwetsbaar en huilend, Sterre stoer en contact vermijdend.

Het voeren van een systeemgesprek: deel je observaties en gedachten

Ik besluit na een poosje het gesprek met de hulpverlener aan te gaan. Ik vraag haar wat ze vindt van wat ze ziet. Ze vertelt hoe ze probeert Sterre uit te nodigen om te praten, maar dat dat niet echt lukt. Ik deel mijn gedachten met haar over wat ik gezien heb. Dat me opvalt dat moeder meteen begint met zwaarte, met willen praten over moeite. Dat mijn gedachte is dat dochter daar geen zin in heeft, dat ze weg wil bij de zwaarte. Meteen zit dochter rechtop, ze begint heftig met haar hoofd te knikken. Een kans dus om eens te verkennen wat zij wil. Hierover wil ze wel praten. Als we haar vragen waar zij behoefte aan heeft is dat een beschikbare moeder waarmee je ook leuke dingen kunt doen.

An begint te huilen. Ze begrijpt het, maar is als alleenstaande moeder al jaren aan het strijden. An zegt dat ze het wel wil, maar geen idee heeft hoe ze dat moet gaan doen, leuke dingen doen, speelser worden.

De hulpverlener probeert haar te helpen, maar doet dat op een bedachtzame en serieuze manier. Sterre, die voor het gesprek flink wat cola had gedronken moet plassen en vraagt of ze naar de wc mag. Op het moment dat ze weg gaat zie ik als supervisor mijn kans om de hulpverlener (student) op een betere en speelse positie te krijgen. Ik nodig haar uit om op de stoel van Sterre te gaan zitten. “Wat zou je nu tegen An zeggen, vanuit de positie van Sterre?” De hulpverlener is meteen meer op haar plek en kan prima aangeven wat zij zou willen. Het pijnlijke is dat moeder merkt dat ze niet bij haar eigen speelsheid kan. Ze blijft aangeven dat ze geen idee heeft hoe ze dit moet doen.

Het voeren van een systeemgesprek: brengen wat ontbreekt

Sterre komt de zaal weer binnen en op dat moment heb ik een speelse impuls. Ik vraag haar op de stoel van de therapeut te gaan zitten. Zij, maar ook An en de hulpverlener kijken me wat vragend aan, maar ik moedig haar aan. “Sterre, jij bent nu de hulpverlener van deze moeder en deze dochter” en ik wijs naar An en de hulpverlener. “Wat zou jij als hulpverlener tegen de moeder zeggen?” Sterre krijgt een grote lach op haar gezicht, en begint op een hele adequate manier tegen haar moeder te praten. Waar het haar eerst niet lukte om met moeder te praten, kan ze het nu wel. Moeder schiet in de lach.

Sterre, jij bent nu de hulpverlener van deze moeder en deze dochter. Wat zou jij als hulpverlener tegen de moeder zeggen?”

Wanneer ik werk met gezinnen is een van de dingen waar ik op let datgene wat er ontbreekt. In dit gezin ontbreekt speelsheid. En wanneer dingen ontbreken is één van de mogelijkheden dat je dat als hulpverlener zelf gaat brengen in het gesprek. Moeder mist speelsheid, dochter mist speelsheid en de hulpverlener weet ook niet bij de speelsheid te komen. Dat daagt mij uit mijn speelsheid op te zoeken. En samen met Sterre, An en de hulpverlener duik ik in een geïmproviseerd gesprek waarbij Sterre de hulpverlener is. Sterre blijkt uitstekend te kunnen improviseren. Elke keer daag ik haar uit om als hulpverlener vragen te stellen, adviezen te geven, haar mening te geven. Quasi serieus zegt ze hele humoristische maar rake dingen. Moeder begint ook steeds meer van het spel te genieten, en de omstanders (medestudenten) lachen mee. Net improvisatietheater. Van de rare tic is vanaf het moment van improviseren geen sprake meer.

“Misschien moeten jullie ook eens ruilen” zegt Sterre tegen An en de hulpverlener. “Dat jij mij bent!” en ze daagt moeder uit zich in haar in te leven. Wat een kippenvelmoment als een meisje van twaalf zo met haar moeder speelt. Ik vraag An wat ze van haar dochter vindt. An zegt onwijs trots te zijn. Sterre gaat rechtop zitten. “Vertel me daar meer over” commandeert ze haar moeder, nog steeds in de rol van hulpverlener, maar eigenlijk als hongerige dochter.

Aan het eind van het gesprek vraag ik Sterre, terwijl ik naar haar moeder in de rol van Sterre wijs: “Hulpverlener, denk je dat Sterre nog moet praten over haar frustratie en boosheid?” Hulpverlener Sterre denkt een paar seconden na en zegt resoluut ‘ja’. Dan nodig ik haar uit haar rol los te laten en tegen haar moeder te praten. Waar ze aan het begin van het gesprek niets wilde loslaten deelt ze nu haar boosheid. En moeder kan het horen, begrijpen en waarderen! Samen spreken ze nieuwe dingen af.

Improvisatietheater

Sommige hulpverleners geloven in protocollen en duidelijke richtlijnen, maar volgens mij lijkt hulpverlenen meer op improvisatietheater. Geen idee hebben wat je voor je krijgt, ja zeggen tegen wat er gebeurt en daarop anticiperen. Elke interventie is een experiment en je hebt geen idee wat de volgende stap is. Het vraagt van de hulpverlener om een open houding aan te nemen. Verwachtingsvol van wat er kan gebeuren. Dat begint al bij het begin. Achteroverleunend, observerend en ervarend (Netflixend dus) en na enige tijd je observaties, gedachten en ervaringen delen. Openstaan voor wat er in het hier-en-nu gebeurt en vooral ook je eigen impulsen durven volgen.

Wanneer mensen hulp zoeken zijn ze meestal vast komen te zitten in vaste patronen. Speelsheid, lol en impulsiviteit zijn vaak ver te zoeken. En die vastgeroeste patronen zijn heel besmettelijk. Maar wanneer je als hulpverlener steeds probeert contact te houden met wat er bij jou gebeurt, wat jij ervaart, denkt en wilt, heb je altijd een vertrekpunt van waaruit jij kunt interveniëren. Dat is wat wij ervaringsgericht of experiëntieel noemen. Het is de overtuiging dat mensen leren door nieuwe ervaringen op te doen. En dat de taak van de hulpverlening is een proeftuin te creëren waar deze nieuwe ervaringen kunnen ontstaan. En dat je daar als hulpverlener zelf ook een belangrijke bijdrage aan levert, door het voorbeeld te zijn van dat wat er mist. Je kunt wel praten over meer speelsheid, maar als je dat zelf niet op een speelse manier doet ontstaat er een megaparadox: “Jullie zouden meer lol moeten maken” zei zij op serieuze toon.

Zou jij ook meer op een ervaringsgerichte manier met cliënten en hun systemen willen werken? Wil je groeien in het prachtige vak van improvisatie hulpverlening? Geloof je in de kracht van persoonlijke ontmoetingen en nieuwe ervaringen? Dan zijn onze trainingen en opleidingen misschien wel wat voor jou! Kom eens gratis kennismaken tijdens een Experience day

Geef een reactie